Merengue is de vrolijkste en makkelijkste dansbare vorm van Latijns-Amerikaanse muziek. Het is een dans in een snelle vierkwartsmaat, waarbij de heupen een grote rol spelen. De merengue, die normaal gesproken met partner gedanst wordt, is relatief makkelijk aan te leren.
Over de oorsprong van de merengue bestaan veel verschillende theorieën, maar wat zeker is dat de muziek ontstaan is op de Dominicaanse Republiek en een samensmelting is van de muziek van de zwarte bevolking en muziek uit de westerse wereld.
De merengue bestaat al sinds de vroegste dagen van de Dominicaanse Republiek en werd gespeeld op instrumenten die gemakkelijk te verkrijgen waren en de gewone bevolking thuis hadden, zoals o.a. de tambora (verantwoordelijk voor de onmiskenbare roffel tussen de vierde en de eerste tel), bongo, calebas, maraca en banduria. Verder is er de ‘guïra’, een rasp, meestal van metaal, die over het algemeen met een afro-kam bespeeld wordt en een hoog raspend, slijpend tot sissend geluid voort brengt. Onmisbaar in de traditionele merengues, ofwel merengue tipico, is ook de accordeon. Al heel snel is de merengue uitgebreid met een saxofoon, die een belangrijke rol in het onvermoeibaar antwoord op de zangpartij. Later zijn daar weer bijgekomen: de piano, een blazerssectie, bongo’s en andere percussie en synthesizers. Vaak gingen deze aanvullingen ten koste van de accordeon.